Kodak EasyShare P712 zoom digitale camera — Handleiding


Inhoud > Meer camerafuncties > Modi P, A, S, M en C1, C2, C3

4 Meer camerafuncties

Modi P, A, S, M en C1, C2, C3

Instellingen die u in de C-modi wijzigt, worden alleen toegepast op foto's die in deze modi worden gemaakt.

Als u bijvoorbeeld in de modi P, A, S, en M de kleurmodus wijzigt naar sepia, wordt de kleurinstelling behouden als u overschakelt naar de modus Automatisch of Scène. Als de camera staat ingesteld op de C-modi, wordt de kleurwijziging alleen toegepast op foto's die in deze modi worden gemaakt.

OPMERKING: De instellingen, waaronder die van de flitser, blijven actief voor de modi P, A, S en M, zelfs wanneer u een andere modus instelt of de camera uitschakelt. Gebruik Cam.-instell. herst. (raadpleeg ) om de standaardinstellingen van de modi P, A, S en M te herstellen.


Diafragma – ook wel f-stop of f-getal genoemd, bepaalt de lensopening, die weer de scherptediepte bepaalt. Lagere f-getallen, zoals f/2,8, verwijzen naar een grotere lensopening. Hogere f-getallen, zoals f/8, verwijzen naar een kleinere lensopening. Het onderwerp blijft scherp als u hogere f-getallen gebruikt; deze zijn zeer geschikt voor landschappen en omstandigheden met veel licht. Lagere f-getallen zijn zeer geschikt voor portretten en omstandigheden met weinig licht. Zowel de hoogste als de laagste f-getallen kunnen worden beïnvloed door de optische zoom.

Sluitersnelheid – hiermee bepaalt u hoe lang de sluiter open blijft. Een pictogram met een bibberende hand waarschuwt dat de sluitersnelheid laag is. (Plaats de camera op een statief als u lage sluitersnelheden gebruikt.)

Belichtingscompensatie – hiermee past u handmatig de belichting aan (+/- 2,0 in stappen van 1/3); geschikt voor opnamen met tegenlicht of niet-gangbare opnamen. Als de foto te licht is, dient u een lagere instelling te kiezen. Als de foto te donker is, dient u een hogere instelling te kiezen.

Flitsercompensatie – hiermee bepaalt u de helderheid van de flitser ( 1,0 in stappen van 1/3 BW). U dient zich binnen het flitsbereik te bevinden. Niet beschikbaar als de flitserinstelling op Uit staat.

ISO – hiermee stelt u de lichtgevoeligheid van de camerasensor in. Hogere instellingen zijn gevoeliger voor licht, maar kunnen ongewenste ruis veroorzaken in een foto. U kunt ISO 800 alleen gebruiken als het fotoformaat op 1,2 MP is ingesteld (zie ).

Instellingen voor de modi P, A, S, M of C1, C2, C3 wijzigen

Met de modi P, A, S, M en C stelt u het f-getal (diafragma), de sluitersnelheid, belichtingscompensatie en flitsercompensatie in.


  1. Zet de keuzeschakelaar in de modi P, A, S, M of C1, C2, C3.

  2. Gebruik de opdrachtkiezer en de Set-knop (Instellen):

  • Draai de opdrachtkiezer om de selectiepijl tussen de beschikbare instellingen te verplaatsen.

    OPMERKING: Kies voor de modi C1, C2 of C3 de aangepaste belichtingsinstelling (P, A, S, M) in het menu ; raadpleeg  Opties in de menu's P, A, S, M en C1, C2, C3.

  • Druk op de Set-knop (Instellen) om een instelling te openen.

  • Draai de opdrachtkiezer om de instelling aan te passen en druk op de Set-knop (Instellen) om de instelling te bevestigen.

  3. Druk op de Menu-knop als u andere instellingen wilt wijzigen (zie Opname-instellingen wijzigen).

  4. Maak een foto.

Belichtingscompensatie gebruiken in combinatie met belichtingsstappen

In de modi P, A, S en M kunt u belichtingscompensatie gebruiken in combinatie met belichtingsstappen.

Wanneer de belichtingscompensatie is ingesteld op: En als het interval voor de belichtingsstappen is ingesteld op drie stappen: Dan hebben de foto's een belichting van:

0,0

+1,0

-1,0

Stel de modus Actie in op Belichtingsstappen 3 (raadpleeg De modus Actie gebruiken voor de zelfontspanner, burst en belichtingsstappen)

-0,3; 0,0; +0,3

+0,7; +1,0; +1,3

-1,3; -1,0; -0,7

Belichtingsmeting gebruiken

Kies in de modi P, A, S, M of C een type belichtingsmeting dat geschikt is voor het onderwerp.

OPMERKING: Zie De opdrachtkiezer gebruiken voor het snel wijzigen van instellingen voor het snel wijzigen van instellingen.

Pictogram Opties voor belichtingsmeting

Multipatroon (standaard)—beoordeelt de lichtomstandigheden over de gehele foto, zodat de belichting altijd optimaal is. Ideaal voor het maken van gewone foto's.

Integraalmeting—beoordeelt de helderheid over een breed gebied met de nadruk op het midden van het camerascherm.

Centrale doelen—vergelijkbaar met Integraalmeting, maar de meting is geconcentreerd op een kleiner gebied van het onderwerp dat zich in het midden van de zoeker bevindt. Ideaal wanneer u in een specifiek gebied van de foto een nauwkeurige belichting nodig hebt.

Instelbare doelen—maakt een belichtingsmeting van één van de 25 geselecteerde schermgebieden. Als deze instelling wordt gebruikt met Instelbare scherpsteldoelen (zie ), werken de instellingen samen. Gebruik om het dradenkruis naar het gewenste gebied te bewegen.



Vorige Volgende